11 juni 1231 - Harderwijk krijgt stadsrechten

Op 11 juni 1231 kreeg Harderwijk van Graaf Otto van Gelre en Zutphen, Zutphensche rechten en vrijheden en daarnaast kreeg de stad ook het recht om een jaarmarkt en weekmarkten te houden.

Op 11 juni 1231 kreeg Harderwijk van Graaf Otto van Gelre en Zutphen, Zutphensche rechten en vrijheden en daarnaast kreeg de stad ook het recht om een jaarmarkt en weekmarkten te houden. En later kreeg Harderwijk het muntrecht (jaartal niet bekend) en Stapelrecht (3 maart 1443 bevestigd)

Deze stadsrechten gaven Harderwijk o.a. het recht om de stad te mogen ommuren en accijnse te heffen en tol te vragen.

Muntrecht

Van 1339 tot zijn dood in 1343 sloeg Reinoud II, de hertog van Gelre munten in Harderwijk. Na zijn overlijden sloeg zijn vrouw Eleonora tot 1355 munten in Harderwijk.
In 1372 kwam Harderwijk in handen van de hertogin Mechteld van Gelre en graaf Jan II van Blois. Inverband met geldgebrek moest de stad verpand worden. De stad werd verpand aan de bisschop van Utrecht, Arnold van Horne. Tot 1379 sloeg de bisschop munten in de stad.
Vanaf 1379 kwam Harderwijk onder het bewind van hertog Willem III van Gulik en Gelre, hij heeft in Harderwijk tot het eind van zijn regeerperiode in 1402 munten geslagen.

De Gelderse munt

Op 3 maart 1582 verplaatst Graaf Willem van den Berg zijn munt van Dieren naar Harderwijk. Zijn muntmeester Jan van Schevichaven huurt van de de Schepenen en Raad het Grauwe zusterklooster.
Op 6 maart 1584 verplaatsen de Staten Generaal de provinciale munt van Nijmegen naar harderwijk. Het is in de 80 jarige oorlog en Nijmegen wordt militair bedreigd en door zijn ligging aan de Zuiderzee was Harderwijk een prima alternatief. (men sloeg overigens niet alleen munten voor Gelderland maar ook voor andere provincies)
De muntmeester Jacob Dircksz. Alewijn die mee verhuisd huurt in de stad het Grauwe zusterklooster en vestigd hierin de Geldersche munt. Jan van Schevichaven moet het gebouw verlaten.

Op 17 september 1806 wordt bij koninklijk besluit de Geldersche munt en de andere munten in het land opgeheven. Vanaf dan gaat het munten naar de algemene Rijksmunt (Utrecht)

Stapelrecht

In 1443 werd het Harderwijkse stapelrecht voor vis bestemd voor het Hertogdom Gelre bevestigd. Waarschijnlijk had Harderwijk dit recht al aan het begin van de 14e eeuw. Het recht was voor alle vis die tussen Muiden en Kampen aan land werd gebracht, met uitzondering van Elburg.
De visafslag bevond zich in de Bruggestraat nabij de Hooghe Bruggerpoort. De vis die verhandeld werd, werd door vissersvrouwen de stad in gebracht, en vanuit de stad werdt de vis verder vervoerd.

Stadsgedichten over de stadsrechten van Harderwijk

Stadsgedichten over de stadsrechten van Harderwijk

Gedichten over de stadsrechten van Harderwijk