Over het algemeen kan ik het Veluwse dialect prima verstaan. Ik probeer het ook wel eens te spreken, maar mensen denken dan al snel dat alles wat ik zeg grappig is bedoeld. Zelfs als de tranen in mijn ogen staan. Dus dat doe ik niet meer.
Jaren geleden kwam die oom mijn douche verbouwen. Retegezellig natuurlijk. Veel koffie, ouwehoeren, verhalen van vroeger. Maar er moest ook gewerkt worden. En soms waren er spullen nodig. Dan riep hij me, vertelde wat hij nodig had en ik fietste naar de bouwmarkt. Met twee linkerhanden was dat, naast verse koffie, mijn bijdrage aan de verbouwing.Mijn hele familie is geboren en getogen op de Veluwe. Doornspijk en Elspeet. De meesten van hen spreken een aardig woordje dialect. Helemaal als ze onder elkaar zijn. Zo ook mijn oom
Een van de dingen die ik voor hem moest halen, was 'liesteenscherts'. Ik herhaalde het woord nog een keer, voor de zekerheid, want ik had geen idee wat het was, en hij bevestigde het. Ik moest 'liesteenscherts goan hoalen'. Bij de bouwmarkt hadden ze geen liesteenscherts. Sterker nog, ze wisten niet eens wat het was. Ik fietste terug naar huis en vertelde mijn oom dat de bouwmarkt geen liesteenscherts had. Belachelijk vond hij dat. Welke bouwmarkt had er nou geen liesteenscherts? Ik fietste nog naar een andere bouwmarkt, maar ook daar keken ze alsof ze het in Keulen hoorden donderen.
Opnieuw met lege handen naar huis. Mijn oom begreep er niets van. Hij liet me zien wat hij bedoelde. En wees naar de glijstangset in de douche. "Elke bouwmarkt heeft liesteenscherts". Het kwartje viel. Lie is glie, steen is stang en scherts is sette. Liesteenscherts is gliestangsette is glijstangset. Voor in de douche. "Ik probeer het nog een keer", zei ik. "Ze moeten het ergens hebben." En natuurlijk kwam ik die derde keer terug met een glijstangset. Want die hebben ze inderdaad in elke bouwmarkt.
Petronella