Door Harry Schipper – De Harderwijkse kunstkenner Jos Kunne is verbolgen over het besluit van de gemeente Harderwijk om het pas gerestaureerde schilderij 'De marteling van Prometheus', dat sinds 1921 in het Oude Stadhuis aan de Markt hing, ‘in de ban’ te doen.
Die uitleg kreeg Kunne in een mail van gemeentelijk projectleider Paul Lohmeijer, die de afgelopen jaren leiding gaf aan de kostbare restauratie van het voormalige Harderwijkse stadhuis. Recentelijk bleek die restauratie nogmaals tonnen meer te kosten dan eerder was bekendgemaakt.Kunne noemt het ‘intriest’ dat het zeventiende-eeuwse kunstwerk door toedoen van de gemeente nu een plek heeft gekregen waar het niet langer meer publiekelijk zichtbaar is, ‘omdat het schilderij in het verleden uiteenlopende reacties van bezoekers ontlokte’.
Lohmeijer stelt dat ‘in overleg met de wethouders is besloten om het schilderij een andere plek te geven’. En dat het niet lukte om het een openbare plek te geven, omdat ‘de grootte van het schilderij dat belemmert’. In plaats daarvan is ervoor gekozen om het op te hangen in de voormalige keuken achter de raadzaal. Deze ruimte is nu een opslagruimte en kantoor voor de Stichting Heerlijk Harderwijk en dus niet voor publiek toegankelijk.
Tijdens de restauratie van het Oude Stadhuis zijn ook de schilderijen uit het monumentale pand gerestaureerd. Sinds kort zijn ze allemaal teruggehangen en dus weer te bezichtigen. Alleen schilderij 'De marteling van Prometheus' niet.
"Ik vind het - op z'n zachtst gezegd - uitermate betreurenswaardig dat recentelijk ten stadhuize is besloten om het kunstwerk 'De marteling van Prometheus', na precies 99 jaren prominent in 't zicht te hebben gehangen, nu - vanwege 'uiteenlopende reacties van bezoekers' - geheel uit 't zicht te houden", reageert Jos Kunne.
Kunne weet waarover hij het heeft. Hij is auteur van het vorig jaar juni verschenen boek 'Het gouden hart van de stad - Het Oude Stadhuis van Harderwijk'. “Tja, geen enkel college van B en W heeft het in de afgelopen tientallen jaren noodzakelijk gevonden om te besluiten het zeventiende eeuwse schilderij 'De marteling van Prometheus', dat sinds 1921 in het Oude Stadhuis hangt, te verbergen door het op te hangen in een niet voor publiek toegankelijke ruimte”.
“Maar anno 2020 heeft de gemeente Harderwijk het zeventiende eeuwse kunstwerk 'De marteling van Prometheus' echter wel in de ban gedaan; het publiek mag het schilderij niet meer bezichtigen. Waardoor bovendien aan belangstellenden, volwassenen én kinderen, ook geen uitleg meer kan worden gegeven over de bijzondere kunsthistorische en mythische betekenis van het schilderij. Ik vind dat vooral uit kunsthistorisch en kunsteducatief oogpunt intriest”.
“Het schilderij werd in 1921, ter afsluiting van een restauratie van de raadzaal, geschonken door kunstenares Marie Heineken (1844-1930) uit Amsterdam. Het hing in de vestibule van het stadhuis. De ‘nota betreffende de schenking’ van 2 december 1921 geeft aan dat het schilderij was bestemd voor een plaats in de vestibule, recht tegenover het al sinds de zeventiende eeuw aanwezige schilderij ‘De verspieders van Kanaän’. Interessant is een beschouwing over de beide schilderijen op hun nieuwe plaats, waarmee het Bijbelse onderwerp 'met zijn historische en profetische betekenis contrasteert met de voorbijgegane grootheid van het Romeinsche en Grieksche heidendom'. Vermoedelijk is de geciteerde zin ontleend aan een beschouwing van jonkheer Barthold Willem Floris van Riemsdijk, van 1897 tot 1921 directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam en betrokken bij de restauratie van de Harderwijker schilderijen rond 1920”.Over het schilderij diepte Kunne interessante informatie op tijdens het schrijven van zijn boek.
De maker van het schilderij 'De marteling van Prometheus' was mogelijk kunstschilder Jan Gerritz. van Bronckhorst (1603-1661), leerling van Gerard Hermansz. van Honthorst (1592-1656), zo denkt Kunne. Hij vertelt over de voorstelling ervan: “De godenzoon Prometheus vond dat de Griekse goden in vergelijking met andere levende wezens de mensen te karig met gaven en vaardigheden hadden bedeeld. Prometheus stal daarom uit overmoed het vuur bij de Olympische goden en schonk het aan de mensen waardoor vooruitgang en beschaving mogelijk was. De mens leerde er metaal mee te bewerken en zich technische vaardigheden eigen te maken.
Prometheus werd ook wel voorgesteld als een leraar en uitvinder, die de mensen wederzijds respect bijbracht en hen leerde vooruit te zien: zijn naam wordt daarom vertaald als 'de vooruitdenkende' of 'de vooruitziende'. De goden waren razend over deze diefstal. Prometheus werd door de Griekse oppergod Zeus veroordeeld tot eeuwige pijniging. Hij werd aan de bergketen Kaukasus gekluisterd waar de adelaar Ethon elke dag aan zijn lever kwam pikken. Iedere nacht groeide de lever weer aan. De wraak had eeuwig moeten duren, maar Ethon werd uiteindelijk verslagen door Herakles waardoor Prometheus kon worden bevrijd. Sommige mythen vertellen dat Herakles een grote ratel gebruikte om Ethon voorgoed af te schrikken. Andere godenvertellingen maken gewag van een worsteling van de halfgod Herakles en de adelaar of dat het dier werd gedood door een pijl”.