Ik heb de stap gezet hoor. Naar de sportschool. Woensdagavond nog flink gebunkerd met chips, chocola, koekjes, zelfs de snoepjes van de jongens moesten er aan geloven.
Ik dacht even aan een paar apparaten te sjorren, de fiets een paar beste trappen te geven en af te sluiten met wat gewichtheffen, maar het liep even anders. Ik moest met de billen bloot. Niet letterlijk gelukkig. Figuurlijk. Maar dat was al moeilijk zat.Afgelopen donderdag stond ik om acht uur ’s ochtends in de gym, met een licht schuldgevoel naar de jongens. (Een dag zonder snoep, is een dag niet geleefd.)
Wegen en meten. Het zijn voor vrouwen bijna scheldwoorden. Maar er was een nulmeting nodig, dus vooruit. Met de blote voeten, armen langs het lijf, op een weegschaal die kennelijk alwetend is. Niet alleen wist dat ding hoeveel ik woog. Het wist ook hoeveel van dat gewicht bestond uit vet, spier en water. En dat was best confronterend. Ik scoorde namelijk het hoogst op vet. Ik heb er 38 procent van. In een ideaal scenario moet dat tien procent naar beneden. Op zijn minst moet er vijf procent af. Spiermassa had ik bijna niet. Ook vertelde de weegschaal me wat manlief al jaren zegt: ‘meer drinken!’
Ik heb een heel pakket aan oefeningen mee gekregen. Voor billen, buik en benen, borst en armen. Voor het op peil brengen van de algehele conditie (die gelukkig nog redelijk was) ga ik twee keer per week een fietsintervaltraining doen. Je moet er wat voor over hebben.
Over zes weken mag ik weer op de alwetende weegmachine. Er is me verteld dat het snel kan gaan. Ik verwacht geen wonderen, maar ik ben best een beetje geschrokken van de toestand van mijn lijf. Aan de buitenkant is namelijk niet zo gek veel te zien. Dat betekent dus dat die 38 procent voornamelijk rond mijn organen zit en dat vind ik niet zo’n fijne gedachte. Even hard aan de bak dus. Over zes weken een update. (Als ik durf.)
Petronella Polinder