In een fase waarin het bij zijn werkgever niet goed loopt, treedt een medewerker in contact met derden om te kijken of ze samen een nieuwe onderneming kunnen oprichten. Ze appen onder meer al over een naam en locatie voor dat bedrijf.
Wat is er afgesproken?Intussen sluit de werknemer met de werkgever een beëindigingsovereenkomst met een boeteclausule voor het geval achteraf zou blijken dat er al uitzicht was op ander werk. De werkgever eist de boete van € 25.000 op. Hoe oordeelt de rechter?
In de vaststellingsovereenkomst staat: werknemer bevestigt dat hij op het moment van ondertekening van deze beëindigingsovereenkomst geen ander dienstverband of betaald werk heeft aanvaard en geen enkel vooruitzicht heeft op een dergelijk dienstverband of betaald werk. Hij begrijpt dat deze bevestiging cruciaal is voor de bereidheid van werkgever om overeenstemming te bereiken over deze beëindigingsovereenkomst, en daarmee ook voor haar bereidheid om het concurrentiebeding op te heffen. Mocht werknemer op het moment van ondertekening van deze beëindigingsovereenkomst enig vooruitzicht blijken te hebben op voornoemd dienstverband of betaald werk, dan zal werkgever hem alsnog aan zijn concurrentiebeding houden, recht hebben op een onmiddellijk opeisbare boete van € 25.000,- en aansprakelijk stellen voor alle geleden (aanvullende) schade.
Had werknemer uitzicht op ander werk?
Volgens de werkgever is achteraf gebleken dat de werknemer al met derden voor serieuze bedragen was gaan handelen voor rekening van de nieuw op te richten onderneming. Ook werden er al facturen verstuurd namens deze onderneming. De onderneming had een domeinnaam vastgelegd, de website werd gebouwd, en er was een inschrijving kamer van koophandel.
Oordeel rechter
De rechter is het voorlopig met de werkgever eens. Het is zeer waarschijnlijk dat de werknemer bij het tekenen van de vaststellingsovereenkomst al concrete en vergevorderde plannen had om met twee partners een samenwerking aan te gaan voor een nieuwe onderneming en daarmee uitzicht had op ander werk. Wel stelt de rechter de werknemer in staat om tegenbewijs te leveren. Dat komt dan eventueel in een vervolg van de procedure aan de orde.
Let op: In deze situatie was de nieuwe onderneming nog niet helemaal up-and-running. De ex-werkgever kon niet aannemelijk maken dat er een nieuw arbeidscontract was of zelfs een aanbod daartoe. Hij beschikte immers niet over deze stukken, als ze er al waren. Toch neemt de rechter vooralsnog aan dat sprake is van uitzicht op ander werk dat aanleiding geeft tot verschuldigdheid van de boete.