De werkkostenregeling (WKR) is het in 2011 ingevoerde systeem voor de behandeling van vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting. Sinds 2015 is de WKR verplicht.
Het primaire doel van de invoering van de WKR was om de administratieve lasten voor werkgevers te verminderen. Onlangs is de werkkostenregeling uitgebreid geëvalueerd. Daarover heeft het kabinet zijn standpunt kenbaar gemaakt.De werkkostenregeling bestaat uit een aantal gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen en een vrije ruimte. Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen vallen tot op zekere hoogte onder een gerichte vrijstelling en blijven daardoor onbelast, zoals reiskosten en studiekosten. Bepaalde vormen van loon in natura, zoals werkplekvoorzieningen en werkkleding, vallen onder een nihilwaardering en blijven op grond daarvan onbelast. De overige vergoedingen en verstrekkingen (met uitzondering van onder andere de ter beschikking gestelde auto en woning) kan de werkgever onder de vrije ruimte van 1,2% van de fiscale loonsom brengen, waardoor deze onbelast blijven. Hiervoor moet de werkgever deze vergoedingen en verstrekkingen in de administratie aanwijzen als eindheffingsbestanddeel, waarbij moet worden voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium. Het bedrag dat boven de vrije ruimte uitkomt, valt onder een eindheffing van 80%.
Een belangrijke ontwikkeling is de beperkte invoering per 2015 van het noodzakelijkheidscriterium op het gebied van gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur. De werkgever mag deze belastingvrij verstrekken en vergoeden mits hij deze redelijkerwijs noodzakelijk acht in het kader van de dienstbetrekking en de kosten daarvan voor zijn rekening neemt. Een eventueel privévoordeel voor de werknemer blijft dan onbelast.
Hoofdconclusie van het kabinet is, dat de werkkostenregeling werkt en dat grote aanpassingen onwenselijk zijn. Wel ziet het kabinet kansen om met kleine aanpassingen de WKR op enkele punten te vereenvoudigen.
De werkgever moet nu vergoedingen en verstrekkingen waarvoor een gerichte vrijstelling geldt, aanwijzen als eindheffingsbestanddeel. Die aanwijsverplichting kan wellicht worden geschrapt.
De werkgever moet nu continu elke verstrekking van een maaltijd bijhouden. Als de werkgever het loonvoordeel uit de verstrekking van maaltijden door middel van een steekproef mag vaststellen, zou dat de administratieve lasten aanzienlijk verminderen.
Op dit moment moet de werkgever de marktrente bijhouden wanneer hij een personeelslening verstrekt. Herinvoeren van een normrente om het voordeel bij de personeelslening te kunnen berekenen, is voor de werkgever veel eenvoudiger.
Het is niet altijd duidelijk of eigen bijdragen van de werknemer voor een verstrekking strijdig zijn met het als noodzakelijk aanmerken van een verstrekking. Hierover kan de Belastingdienst meer duidelijkheid bieden in het Handboek Loonheffingen.
Tip: In de komende periode zal de Staatssecretaris van Financiën in overleg treden met het bedrijfsleven om na te gaan voor welke aanpassingen draagvlak bestaat. De meest kansrijke opties gaat hij uitwerken in wet- en regelgeving. Hier vindt u de complete evaluatie en het kabinetsstandpunt daarover.